Vakopleidingen in Duitsland – het duale systeem

Inhoud:
Vakopleidingen in de Bondsrepubliek Duitsland is onderverdeeld in het opdoen van werkervaring en theoretische educatie in vakscholen. Dit systeem noemt men het duale systeem. In Nederland: De beroepsbegeleidende leerweg.
Een karakteristieke eigenschap van dit systeem is, dat theoretische kennis wordt gecombineerd met praktische werkervaring gedurende de scholing. Op zijn werkplek leert een stagiaire omgaan met constant veranderende eisen van zijn vak en leert daar de gevarieerde sociale omgang waarderen. Bijkomend, leren door te doen, geeft voldoening en zorgt voor extra motivatie voor de leerling. Het bevordert de zelfstandigheid en verantwoordelijkheid, hetgeen onmisbare kwaliteiten zijn in een ontwikkeld industrieel land.
Bij het meesteren van concrete opgaven onder echte werkcondities kan de leerling bewijzen welke kennis en vaardigheden ze geleerd hebben en het succes van hun inzet ervaren.
De wet op vakopleidingen
De wet vakopleidingen regelt onder andere de opleiding van jonge mensen na hun periode van leerplicht. Vastgelegd in deze wet, bevat deze het concept van vakopleidingen: primaire opleiding, middelbare opleiding en vakopleidingen. Zoals geregeld in jurisprudentie op de Duitse grondwet, is de wet op vakopleidingen echter niet van toepassing op de vakscholen, dit valt onder de verantwoordelijkheid van de Duitse Bondslanden.
De consequentie hiervan is dat men vrijheid van overeenkomst heeft. De werkgever kan zelf beslissen of hij leerlingen wil opleiden, waarmee hij dan een opleidingsovereenkomst aangaat. Hetzelfde geld voor jeugdigen. Er is geen wettelijke verplichting voor de werkgever, noch voor de werknemer om een opleidingsovereenkomst aan te gaan.
Ook worden jeugdigen niet gedwongen bepaalde beroepen in te gaan: het arbeidsbureau geeft alleen advies over een eventuele geschikte vakopleiding en helpt leerlingen opleidingsplaatsen te vinden
Het proces van opleidingen
Hoewel een bedrijf vrij is in zijn keuze om wel of niet te gaan opleiden, het proces van opleiding loopt  natuurlijk  via bepaalde regels af. De verantwoordelijkheid hiervoor draagt de minister van het betreffende Bondsland. Hij of zij is belast met thema´s zoals onderwijsregels, het geven van de specifieke naam voor een vakopleiding, de periode van de opleiding (meestal tussen de twee en drie jaar), en de vaardigheden en kennis die geleerd moet worden tijdens de opleiding.
De kwalificatie van een leerbedrijf
De bovenstaande moet wel rekening houden met verschillende omstandigheden in de werkomgeving; het aangeven van regels betekend niet dat elke werkgever verplicht is een scholingsplek aan te bieden die in overeenstemming met deze regels is. Er zullen altijd bedrijven zijn, voor die het niet mogelijk is om scholingsplaatsen aan te bieden, vanwege hun structuur, hun faciliteiten, niveau van specialisatie, hun productaanbod, hun dienstverlening of personele structuur of populariteit.
Technische ontwikkelingen maken scholingsmateriaal, in het bijzonder op het gebied van industriële scholing, toenemend ingewikkeld. Voor een groot aantal deelnemers moet de opleiding vormgegeven worden, onafhankelijk van de productie, in extra scholingen. Hiervoor hebben grote- en middelgrote bedrijven speciale opleidingen / opleidingsfaciliteiten ingericht. Voor bedrijven die hiervoor te klein zijn, worden deze scholingen verzorgd door de KvK en professionele beroepsverenigingen, de gildes. Deze cursussen zijn echter geen vervanging voor, maar een surplus op het opdoen van werkervaring op de werkplek.
Op de vakschool, die het werktraject begeleid, is elke leerling verplicht  per week 12 uur deel te nemen aan onderwijs. De scholing worden geleid door de staat.
Taken van de KvK´s
De primaire taken van de Kamers met betrekking tot de vakopleidingen, zijn de volgende:
Begeleiden en toezichthouden op de scholingen
Eén van de belangrijkste taken van de Kamers is het adviseren van bedrijven die mensen opleiden, over alle problemen die in verbinding staan met de opleiding.  De thema´s waarmee zij zich bezig houden zijn; de structuur van de opleiding, het gebruik van hulpmiddelen bij de scholing, psychologische en wettelijke kwesties. Tegelijkertijd geven de Kamers ook advies aan leerlingen. De werkgever die leerlingen in dienst wil nemen moet aan bepaalde eisen voldoen met betrekking tot hun geschiktheid als leerbedrijf. Het bedrijf moet in staat zijn faciliteiten, productieprogramma´s of diensten aan te bieden die nodig zijn om mensen op te leiden. Verder moeten de werkgever, en / of andere opleiders beschikken over specifieke persoonlijke-, professionele- en opleidingskwalificaties. De kamer stelt voor en tijdens de opleiding zeker dat deze kwalificaties ook daadwerkelijk aanwezig zijn. Dit wordt gedaan met behulp van een vakopleidingsregister, gehouden door de Kamers, waarin alle vakopleidingsovereenkomsten gevoerd moeten worden. De taak van het controleren en toezichthouden van deze opleidingen wordt uitgevoerd door de opleidingsadviseurs uit het personeelsbestand van elke KvK.
Tussentijdse- en eindexamens
Elke leerling moet een tussentijds examen afleggen tijdens het verloop van de opleiding. De Kamers heeft examencommissies opgericht om deze examens af te nemen. Elke leerling moet een eindexamen afleggen aan het eind van zijn of haar opleidingsperiode, om zo te laten zien dat hij of zij zich de benodigde professionele kwalificaties eigen heeft gemaakt.
De Kamers richten examencommissies in, die tenminste drie leden bevatten, samengesteld uit werkgevers, vertegenwoordigers van werkgevers in gelijke aantallen en tenminste één leraar van de vakopleiding,  die deze examens afnemen.
De regels die nageleefd moeten worden met betrekking tot deze eindexamens zijn voorgegeven door het vakopleidingscomité van de Kamer samengesteld uit werkgevers en vertegenwoordigers van werkgevers in gelijke aantallen en leraren vanuit de vakscholen als adviseurs
Deze regels geven richtlijnen voor de toelatingseisen, de vorm van het examen, de criteria voor eindcijfers, de certificaten die uitgereikt worden, de consequenties bij het breken van examenregels en de mogelijkheid het examen te herhalen. De eigenschappen waarvoor examen afgenomen kan worden zijn vastgelegd in de opleidingsregels  Afhankelijk van de beroepsrichting, voorzien zij in een test van praktische en/of theoretische kennis.  Het praktische deel van het examen vereist een voorbeeld van een handeling of een werkstuk. Het theoretische deel is vormgegeven als een schriftelijk en/of mondeling examen.
Na het behalen van het examen krijgt de leerling een examencertificaat, uitgegeven door de verantwoordelijke kamer. Dit certificaat is geen referentie. Zijn principiële doel is het te laten zien dat deze persoon over bepaalde kwaliteiten beschikt die nodig zijn voor het uitvoeren van zijn/haar beroep. Maar het is wel de basis voor professionele ontwikkeling en vooruitgang in de carrière. Het behalen van het eindexamen is één van de voorwaarden voor deelname aan het Duitse Meesterdiploma, en vele andere schoolexamens, om te laten zien dat men geschikt is om een bepaalde opleiding te beginnen, in vele branches in de handel, industrie en commercie. In veel gevallen de basis voor collectief overeengekomen looneisen. 
Verdere opleidingen
De Kamers zijn bevoegd examens af te nemen om de kennis, vaardigheden en ervaring die verkregen zijn als resultaat van bijscholing, te testen. De vakscholingscomités leggen speciale regels vast met betrekking tot het thema, het doel, standaards, procedures en toelatingseisen voor zulke examens. De Kamers richten examencommissies op om deze examens af te nemen, onder de zelfde condities als de eindexamens. Om een geordend en uniform systeem van bijscholing te bereiken kan het Bondsministerie voor onderwijs en wetenschappen verordeningen uitgeven om de examens te reguleren. De Kamers werken samen in het formuleren van dergelijke regelgeving door experts die zij aanstellen.
De activiteiten van de Kamers zijn echter niet alleen begrenst door het afnemen van examens. Ze omvatten ook het houden van bijscholingen. Hierbij kan men enerzijds onderscheiden tussen het scholen ten bate van de ontwikkeling, waarbij het gaat om vooruitgang te boeken in het beroep of de carrière van de deelnemer en anderzijds het scholen om de beroepsmatige kennis en vaardigheden uit te breiden en aan te passen aan technische ontwikkelingen. Dit zijn over het algemeen kort durende maatregelen, terwijl bij arbeidsvorderende opleidingen de leerling normaal gesproken tussen de 500 en 700 uur tijd zal kosten. Deze opleidingen worden deze alleen succesvol afgesloten met een eindexamen, afgenomen door de Kamer.
Vakscholing - Omscholing
De Kamers nemen examens af voor personen die zijn omgeschoold voor een andere werkzaamheid,  en stellen de benodigde examencommissies op.
Indien deze examens niet worden afgenomen voor erkende opleidingen, zal het vakscholingscomité  de noodzakelijke regels opstellen met betrekking tot het onderwerp , het doel , de normen , procedures en  toelatingsvoorwaarden.